Op het consultatiebureau controleert de jeugdarts of -verpleegkundige de heupen van je kind. Het liefst doen we dit als je kind ongeveer een maand is, daarna nog twee keer voor de leeftijd van zeven maanden. Het heuponderzoek wordt herhaald bij elk lichamelijk onderzoek totdat je kind 2 jaar is. Dit omdat een probleem met de heupen (heupdysplasie) ook later kan ontstaan.
Heupdysplasie
Heupdysplasie is een probleem in de ontwikkeling van de kinderheup. Het heupgewricht bestaat uit een kop en een kom. Deze kop en kom horen mooi in elkaar te passen zodat het gewricht soepel kan bewegen, bijvoorbeeld bij kruipen, lopen of fietsen. Bij een kind met heupdysplasie passen de kop en de kom niet goed in elkaar. Het is heel belangrijk om heupdysplasie op tijd te ontdekken en te behandelen. Daarmee kunnen problemen met lopen, pijnklachten en slijtage aan de heup op latere leeftijd worden voorkomen.
Heupdysplasie kan ontstaan tijdens de zwangerschap, baby- of peutertijd. De oorzaak is niet precies bekend. Wel weten we dat de kans op heupdysplasie groter is:
- als een ouder, broer/zus, oom/tante of grootouder heupdysplasie heeft;
- als een ouder, oom/tante of grootouder slijtage (‘artrose’) van de heup heeft op jonge leeftijd (voor het 50ste levensjaar);
- als een baby in de laatste twee maanden van de zwangerschap in stuitligging lag (met de billen naar beneden in plaats van het hoofd);
- als het onderlichaam van het kind strak wordt ingebakerd met de heupen en knieën gestrekt.
Ook als je zelf iets aan de heupen van je kind opmerkt, dan is het goed om dit te melden. Ziet de jeugdverpleegkundige of jeugdars risicofactoren of afwijkingen bij het heuponderzoek, dan is verder onderzoek nodig. Vaak zal een verwijzing volgen voor een echo van de heupen.
